28 oktober 2015

Babbelbejaarde

Mijn geordende, hygiënische natuur heeft me al menige baan gekost - mijn psychiater noemt het trouwens  dwangneuroses. Bordenwasser? Zwemmerseczeem. Magazijnmedewerker? Te lang bezig met dozen stapelen. Zo kan ik nog wel tien banen opnoemen. Ik was dan ook blij met mijn nieuwe betrekking: gezelschapsmaatje voor ouderen. Wat kon er misgaan? Gewoon ouderen van dagen een uurtje gezelschap houden. Knappen die mensen erg van op en zo hoeft de familie niet zelf langs te komen.

Een beetje kletsen, kopje thee drinken, -mijn eigen kopje meenemen was een kleine moeite en zou toch niet opvallen-, het was vooral luisteren. Dat gaat me meestal wel goed af, bovendien zou het me afleiden van de aandrang om de vensterbank te herschikken, of de letterbak opnieuw in te richten. Dat moest lukken.

Mevrouw De Bruin was mijn eerste cliënt. Maandagochtend om tien uur. Voor de zekerheid had ik drie alarmen gezet, elk drie kwartier na elkaar. Gelukkig was de wintertijd al het weekend ervoor ingegaan, zodat al mijn klokken al goed stonden - elk halfjaar weer hetzelfde drama. Voor de zekerheid keek ik nog even op Teletekst; het klopte.

Het was niet eens nodig, ik was om zes uur al wakker. Het werd net licht. De dag begon goed; de extra moeilijke Sudoku uit de krant was juist klaar toen het tijd werd om te vertrekken. Ontslag vanwege te laat komen ging me ditmaal niet gebeuren - onbegrijpelijk dat mensen niet snappen dat die getallen eerst op de goede plaats moeten staan.

De zon scheen, de bomen kleurden prachtig herfstig. Wel jammer dat bruin niet bij bruin en rood niet bij rood, maar zo is Moeder Natuur - een beetje slonzig. Ik liep wel bezorgd maar toch ook bijna opgewekt naar de bushalte. Bij het zebrapad lette ik extra goed op dat ik op de witte strepen bleef. De bus was precies op tijd. Mijn OV-saldo eindigde op 34 cent, mijn geluksgetal. Mevrouw De Bruin woonde zeven haltes verderop, en de bus stopte op een even minuut op de even haltes, en op een oneven minuut op de oneven. Ja, het was warempel mijn geluksdag.

Mevrouw De Bruin bleek een krasse tachtigster. Ze woonde in een heel klein kamertje, met een verhoogd bed naast het raam. Als je de deur van haar kamer open deed kwam je eerst een in piepklein halletje. Rechts was een klein maar schoon aanrecht, met een waterkoker en verder niets, links was een kleine badkamer met een toilet. Die rook naar pies, dus die deed ik niet open.

Naast haar bed, in het midden van de kamer, zat mevrouw De Bruin in een antieke stoffen fauteuil, waarvan de bekleding ooit groen, wit en roze moest zijn geweest. Ze stonk zelf niet. Voor de gelegenheid had ze haar mooiste jurk aangetrokken, een blauwe. Ik houd van blauw. Op haar schoot lag een enorme, stokoude, pikzwarte kater, 'Karel'. Dat hadden ze me op het uitzendbureau niet verteld! Maar gelukkig was het geen hond, en het beest leek me zo oud dat er weinig gevaar van uit ging. Er was geen letterbak. Het enige dat aan de muur hing was een grote spiegel, in een goudkleurige, houten lijst met barokke kitschkrullen. In de vensterbank stond -precies in het midden- één plant, een verdorde geranium.

'Wat een leuk beest', wist ik uit te brengen, terwijl ik recht tegenover haar plaatsnam, op een krukje dat ik onder het bed vandaan trok. Mevrouw De Bruin stak meteen van wal. Dat Karel zo'n lief beest was, en dat haar man Jan hem gevonden had in de schuur na zijn pensionering (politieman? huisarts?). En dat het de herinnering levend hield, en dat haar man in de oorlog iets belangrijks had gedaan. En iets met kinderen die nooit. Mijn gedachten waren al afgedwaald. 'Voor iemand die gezelschap nodig heeft, heeft ze weinig gezelschap nodig,' dacht ik nog.

Terwijl mevrouw De Bruin doorpraatte keek ik om me heen. Er was aan deze perfect vierkante kamer niets aan te merken. De hulpgrepen aan de muur waren symmetrisch aangebracht, en het noodkoord hing perfect in het midden van de muur achter het bed. Rechts van me stond een dressoir met een plastic hoes erover. Het was weliswaar korter dan het bed, maar stond wel precies op de hartlijn ervan tegen de muur. Achter me hing de spiegel, dus daar hoefde ik niet in te kijken. Mijn geluksdag.

De tijd verstreek. Opeens herinnerde ik mij, dat ze op het uitzendbureau hadden gezegd dat oude mensen veel thee drinken. "Wilt u thee?", vroeg ik aan mevrouw De Bruin toen ze even ophield met babbelen. Voor ze kon antwoorden stond ik op. En toen gebeurde het. Ik stootte met mijn elleboog tegen een voorwerp. Een vaas of een pot. Daar ging iets omvallen! In een reflex, nog net op tijd, wist ik me om te draaien en het voorwerp op te vangen. Het was een urn. Bijna toch een ongeluk. Met mijn hart bonzend in mijn keel, zette ik hem vlug weer op de punt van het dressoir.

"Daar ging Jan bijna," gniffelde mevrouw De Bruin in haar stoel, "zag je dat, Karel?"

'Jaha, hahaaahaa', stamelde ik onsamenhangend, bevangen door zenuwen. Bijna mijn geluk verspeeld! 'Afkloppen, afkloppen!' gierde het mijn hoofd. Ja, afkloppen, dat moest ik! Ik keek om mij heen. Alles formica, metaal, plastic, geen onbewerkt hout te bekennen! Paniek golfde in mij op en daar waren ook de rode vlekken al. 'Snel, snel, bedenk iets!' Ik keek verwilderd om mij heen. Kat! Zwart! Scherven! Geluk! In een razendsnelle beweging, die voor mijzelf eindeloos leek te duren, boog ik me naar mevrouw De Bruin. Ik griste Karel van haar schoot en smeet hem uit alle macht over mijn schouder tegen de spiegel. Karel krijste, er klonk rinkelend geraas van brekend glas en gekraak van de lijst die kapotviel. Gelukt! Het was even spannend geweest, maar mijn geluksdag was gered! Wat een opluchting.

Het was nu stil in de kamer. Mevrouw De Bruin zat als versteend in haar stoel, haar ogen wijd opengesperd. In mijn broekzak klonk zachtjes het gezoem van mijn telefoon. Elf uur, missie volbracht. 'Dag mevrouw De Bruin, tot volgende week' zei ik, en ik liep de kamer uit. Op naar mijn volgende afspraak. Ene meneer Ramautar. Ja, deze baan was geknipt voor mij.

10 oktober 2015

Kamer

In het kader van '200 jaar koninkrijk' was ik vandaag op het Binnenhof. Daar beleefde ik allerlei avonturen maar daar wil ik het hier niet over hebben. Ik wil het hebben over de Tweede Kamer zoals de mensen hem kennen van televisie: een halfronde ruimte waar politici ruziën over vaak onbenullige zaken. En ik doe een voorstel over hoe die beter kan.


In de vergaderzaal van de Tweede Kamer, want daar gaat het eigenlijk over, kun je amper naar buiten kijken. En dan zie je nog niets. Het is er bedompt en er hangen furieus makende rode 'kunstwerken' aan de muur - je kent ze wel van televisie en anders staat hierboven een plaatje. In het echt word je, nou ja, werd ik, er agressief van. 4 metershoge panelen van kolkende woede. Ik denk dat de ontwerper zoiets had van 'dat houdt de mensen wakker'.

Wat ik me nu afvraag is, of het zou helpen om
a) die afschuwelijke kunstwerken te vervangen door iets meer rustgevends, en
b) er een paar ramen in te maken (architectonisch kan dat nu niet, maar dat even terzijde).

De politiek wordt vaak verweten geen binding te hebben met de maatschappij. Ik laat in het midden of dat terecht is. Wel stel ik me zo voor dat, als je in een muffe ruimte zit, opgehitst door lelijke kunstwerken en inhoudsloze fluimen van schuimbekkende populisten en je enige verbinding naar buiten is je telefoon of tablet -sociale media, whatsapp en e-mail-, je niet vrolijk wordt. Precies het beeld dat ik nu heb over wat er in de Tweede Kamer aan de orde is: verongelijkte mensen die voor de camera spoeddebatjes hebben over onbenulligheden die op dat moment de media beheersen, waarin je lekker kunt jijbakken en elkaar vliegen kunt afvangen.

Dat is -in elk geval qua locatie- een enorm gechargeerd beeld, want als Tweede Kamerlid breng je maar een zeer beperkt deel van je tijd in die zaal door. Maar wel op alle moment die er toe doen: als er debatten en stemmingen zijn.

Daarom zou ik, als ik een dergelijk zaal zou ontwerpen, deze meer open zijn. Met ramen. Die open kunnen. Zodat je kunt vragen 'Voorzitter, een punt van orde: mag er een raampje open?" Gewoon, als mensen onder elkaar. Zoals dat in de Trèveszaal kan. Die is fantastisch. Aan de Hofvijver ook, dus geen shit met veiligheid tenzij je met duikuitrusting of boot en een ladder komt. Te klein voor 150 man, helaas, maar als vergaderzaal oneindig prettiger.

Ik heb een zaal voor ogen waarin je de maatschappij aan je voorbij ziet gaan terwijl je beslissingen neemt die die maatschappij aangaan. Terwijl je de kou voelt, of de hitte. Terwijl je trams hoort en ziet rijden. Mensen hoort roezemoezen. Bomen van kleur ziet veranderen. Vogels hoort fluiten. IJzel hoort kraken. Op dagen de mest ruikt van boeren. Waarin je het leven van anderen waarop jij invloed hebt kunt zien, kunt horen en kunt ruiken.

En geen abstracte interpretaties van Dante's Inferno aan de muur, maar gewoon iets fris; impressionistische waterpartijen of zo. Of portretten van voorgangers, of historische landschaps- en stadsgezichten. (Zonder Zwarte Pieten, Slaven of Andere Negers, dat spreekt.)

Geen 'anger room' zoals nu, maar een ruimte die geen aanleiding geeft tot agitatie. Een ruimte waarin je inspiratie een kans geeft. Waarin je ter plekke tot het besef zou kunnen komen dat jouw plan eigenlijk best wel onzin is. Of juist heel goed.

Ik ben een onverbeterlijke romanticus. Zucht.

7 april 2015

Lowlands verbiedt ledematen


Met ingang van 2016 verbiedt het popfestival Lowlands zelfmeegebrachte ledematen. Zij doet dit om veiligheidsredenen. Het verbod komt bovenop het reeds bestaande verbod op drugs, wapens, campingartikelen, vlaggenstokken, paraplu's, wandelstokken, laserpennen, drones, glaswerk, blikjes, camera-apparatuur, spuitbussen met deodorant of parfum, zelfbereide etenswaren, stagediven, crowdsurfen, selfie-sticks en flesjes water.

Lowlands directeur Eric van Eerden licht het besluit toe: "In voorgaande jaren is gebleken dat ledematen in toenemende overlast bezorgen. Zo kunnen armen gebruikt worden om te slaan of handtastelijk gedrag te vertonen. Ook spelen ze vaak een rol bij overmatig drankgebruik. Benen kunnen worden gebruikt om te schoppen of zich te onttrekken aan onze security. We hebben daarom in goed overleg besloten alle ledematen van het terrein te weren."

Het verbod geldt alleen op het festivalterrein, op de camping zijn ledematen nog wel toegestaan. "We vragen bezoekers bij het opgaan van het festivalterrein hun ledematen bij de garderobe achter te laten. Bij vertrek kunnen ze deze met het bonnetje gewoon weer ophalen.", aldus de festivalorganisatie.

Vaste festivalbezoekers Floris Lefèvre en Willemijn van der Zijden vinden het besluit drastisch, maar zeggen er geen moeite mee te hebben. "Wij hopen alleen dat ze dit jaar wel glutenvrije vegaburgers hebben."

1 april 2015

Groene stroom veroorzaakt autisme

Groene stroom is mogelijk de oorzaak van autisme. Recent demografisch onderzoek in opdracht van de Stichting Autisme Research wijst dit uit.

Woordvoerder Rianne Rosenthal-Mulder: "Autisme is een ernstig probleem. Wij constateren dat met name hoger opgeleiden met een bovenmodaal inkomen die laat kinderen krijgen en overwegend links stemmen vaker te maken krijgen met kinderen met autisme." Eerdere onderzoeken wezen al uit dat het hierbij niet uitmaakt of zij magnetronmaaltijden of superfoods te eten krijgen. Mulder: "Omdat alle omgevingsfactoren dus gelijk zijn, zoeken we een andere factor die een verklaring kan bieden."


Na een succesvolle crowd-funding actie gaf de stichting de Universiteit Amsterdam opdracht nader onderzoek uit te voeren. Daarbij werden de Facebook profielen van enkele honderduizenden personen vergeleken met de gegevens uit hun slimme energiemeter. Daaruit bleek, dat een bovengemiddeld aantal van de mensen die aangaven een of meer autistische kinderen te hebben gebruik maakt van groene stroom.

De stichting is blij met de resultaten, maar zet ook kanttekeningen. "We zijn blij en opgelucht te weten dat groene stroom autisme veroorzaakt. Maar hetzelfde onderzoek liet ook zien dat groene stroom goed is voor de sensitiviteit en begaafdheid van kinderen. Nader onderzoek is dus gewenst."

In een vervolgonderzoek zal daarom worden gekeken of het hebben van een (Oud-)Hollandse naam, alsmede vervoer per bakfiets eveneens bijdragen aan het ontstaan van autisme.

27 maart 2015

Agnus

Bijna Pasen, dus weer tijd voor een overdenking over Jezus en zijn matties. Ik besteedde al eens eerder aandacht aan het Laatste Avondmaal. Daarin toonde ik overtuigend aan, dat als je goed kijkt, je kunt zien dat het eigenlijk het Eerste Ontbijt was. Vaststaat, dat dit maal werd genuttigd aan het einde van een lange en bewogen nacht.

Wat ik mij al mijn hele leven afvraag is: wat aten ze eigenlijk? Daar hebben hordes theologen zich met wisselend succes over gebogen. Volgens de bijbel aten ze in elk geval brood, en dronken ze wijn. Maar brood eet je overal bij, zeker in Mediterrane culturen. Dus hoe zit dat?

Tijdens zo'n moment van magische inspiratie dat genieën zoals ik met jaloersmakende regelmatigheid treft, werd het mij vandaag ineens duidelijk. Het is, zoals zo vaak met Grote Denkers, slechts een kwestie van de aanwijzingen zodanig met elkaar verbinden, dat een logische verklaring als vanzelf volgt. Zoals een bekend filosoof al eens opmerkte: 'Je gaat het pas zien, als je het doorhebt.'

Laten we beginnen met de eerste aanwijzing, die meteen de moeilijkste is. Het Laatste Avondmaal was laat, het had, ik zei het al, ook het ontbijt kunnen zijn. Jezus en zijn matties waren al de hele avond op pad, beetje dollen, beetje kletsen. En Jezus had de volgende dag een belangrijke afspraak, het was de laatste avond dat hij een beetje normaal over straat kon, zonder herkend te worden. Dus nog één keer lekker stappen, YOLO, dat idee.

De tweede aanwijzing is heel simpel, die staat namelijk gewoon in de bijbel. Jezus pakte een brood, brak het in stukken en zei "Neem, eet, dit is Mijn lichaam" (Mk.14:22).

De derde aanwijzing heeft niet meteen met die avond te maken, maar is meer algemeen. Jezus stond ook wel bekend als 'Agnus Dei', Lam Gods. Daaruit kunnen we dus concluderen dat Jezus was gemaakt van lamsvlees.

Dat is wel een beetje merkwaardig, want hoe kan Jezus' lichaam nu tegelijkertijd brood én lamsvlees zijn? Men vergeet dan wat een legendarische goochelaar Jezus was. Die gast kon echt wel wat hè? Hans Klok is een amateur vergeleken met Jezus. Hij kon bijvoorbeeld eindeloos veel vissen uit een mand halen. Hij kon doden laten herrijzen. Hij kon over water lopen. Waar hij, zeker in latere tijden, ja, tot op de dag van vandaag, vooral beroemd mee geworden is, is zijn doorzaag-act. Elke apostel, elke volgeling, elke fan, maar ook willekeurige voorbijgangers, werkelijk iedereen zaagde hij door, over dat we lief voor elkaar moeten zijn.

Dus brood en lamsvlees tegelijk, bij Jezus kon dat. Wat trouwens ook nog zou kunnen, is dat hij zelf dus gewoon van lamsvlees was, en dat hij dat van dat brood alleen als een metafoor bedoelde.

Hoe dan ook, met deze drie aanwijzingen zijn we dicht bij de ontrafeling van het mysterie van wat zij die bewogen avond aten. Samenvattend: het was laat, er was brood, er was lamsvlees. De stap naar wat ze aten is nu eenvoudig. Ziet u hem al? Nee? Nou, dan zal ik het u vertellen. Jezus en zijn matties aten, aan het eind van die beroemde nacht, een lekker broodje shoarma!

Alleen welke saus ze daarbij hadden, dat is vooralsnog nog een raadsel.

12 januari 2015

Akker

Aanslagen zoals in Frankrijk gepleegd zijn de mest op de akker van terreur. Niet omdat er zieltjes gewonnen zijn voor de jihad, maar omdat de reactie van Westerse overheden voorspelbaar is. Met het mantra 'voor uw eigen veiligheid' zullen er nog meer draconische anti-terreurwetten aangenomen worden. De trend die begon na de aanslagen op de Twin Towers zijn zal verhevigen. Een trend die gelijk opgaat met de toename van terreur in de gehele wereld. Dat impliceert nog geen causaal verband, maar het is opvallend.

De afstand tussen burger en overheid zal verder vergroot worden, meer dan ooit zullen burgers primair als verdachte beschouwd worden, pas daarna als belastingplichtige, en pas daarna als mens. Privacy? Maar dat geeft terroristen een vrijbrief om hun plannen te beraden! Nee, we moeten van iedereen al hun wegen nagaan. Wat verdien je, voor wie werk je, wat doe je op internet, wat zijn je reisbewegingen, wie ken je? Datastromen verzamelen, koppelen, en risicoprofielen opbouwen, daar zal op worden ingezet.

Het is een begrijpelijke reflex, en electoraal een logische reactie, maar de verkeerde. De veiligheidswinst, zo die er al is, is marginaal. Stéphane Charbonnier, de hoofdredacteur van Charlie Hebdo, werd sinds al 2012 door overheidsdiensten bewaakt. Triest dat dat nodig was, en tekenend dat het geen ruk uitmaakte - vermoord werd hij toch.

Het is niet alleen het aantal 'false positives' dat onschuldige burgers in problemen zal brengen - veel hoger dan het aantal daadwerkelijke terroristen dat je zult opsporen en, als je ze al vindt, kunt weerhouden van terroristische daden. Onschuldige burgers, die buiten hun schuld en weten om ineens als verdachte van terrorisme de boeken ingaan (en kom daar nog maar eens uit). Meer nog dan dat is het de cultuur die gekweekt wordt, eentje van 'wij' tegen 'zij', een cultuur waarin iedereen verdacht is, waarin niet eens duidelijk is wie nu 'wij' en wie nu 'zij' zijn.

Juist in zo'n cultuur zal achterdocht en onvrede welig tieren, juist in zo'n cultuur zullen mensen bang en boos worden, en radicaliseren. Het is een maatschappij waarin het 'samen' uit de samenleving is gescheurd. Terwijl samen de meeste hoop biedt, de massale protesten in Parijs en de rest van Frankrijk zijn wat dat betreft hoopgevend.

Om het maar cynisch te zeggen:  juist samen kunnen besluiten dat je als jihadi een sneue randdebiel bent - hij zal zich toch wel opblazen. Maar beter één randdebiel de lucht in, dan tien in het land.

7 januari 2015

Kleine zorg

Op het 8-uurjournaal vanavond was een onderwerp dat ging over de dreigende sluiting van kleine, particuliere zorgaanbieders. Ze dreigen te bezwijken onder de bureaucratische last die de nieuwe Wet Langdurige Zorg (WLZ) zorginstellingen oplegt. Deze nieuwe wet, die de AWBZ vervangt, maakt geen onderscheid tussen grote en kleine zorgaanbieders, en stelt een groot aantal randvoorwaarden op, waaraan een zorgaanbieder moet voldoen. Voor kleine instellingen, denk aan logeeradressen voor geestelijk gehandicapten, of kleinschalige dagbestedingsprojecten, is dat niet te doen, en ze moeten volgens de regels dus gesloten worden. Een van de redenen die wordt aangevoerd voor die strenge eisen is, dat men fraude wil tegengaan.

Het is onmiskenbaar waar, dat onder de huidige wet fraude een groot probleem is. Er wordt voor tientallen, misschien wel honderden miljoenen per jaar gefraudeerd. Het gaat dan vaak om zorg die wel gedeclareerd maar niet verleend wordt. Dat kost zorgverzekeraars winst.

Dat is een serieus probleem, dat serieuze aandacht verdient. De manier echter, waarop dat nu gebeurt in de WLZ is mijns inziens zeer discutabel. Je maakt mij niet wijs dat de bulk van de fraude gepleegd wordt via kleine, particuliere zorginstellingen. Daar zullen ongetwijfeld rotte appels tussen zitten. Maar ik denk, dat deze fraude ook wordt gepleegd door de grote instellingen. Sterker, ik geloof dat fraude met zorggeld daar niet als fraude wordt gezien, maar als boekhoudkundige vrijheid. Want als (grote) zorgaanbieder wil je, ja, moet je, winst maken. Dan is het handig om net even teveel zorg te declareren, die net even drie keer zoveel kost. Ik denk, dat de echte bulk van de fraude wordt gepleegd door zorgbemiddelingsbureaus, die claimen de zorgbehoevende (en familie/verzorgers om hen heen) administratieve rompslomp uit handen te nemen, maar die niets anders zijn dan facades voor oplichters. Bureautjes die zorg declareren die nooit werd verleend, door zorgaanbieders groot en klein, die van niets weten. Dan zijn voor deze fraudeurs kleine zorgaanbieders enerzijds handig om zorg op weg te boeken, want daarop is de controle minder streng, anderzijds verlenen die zelden het soort zorg dat de fraudeur veel geld oplevert. De vraag is dus, in hoeverre kleine zorgaanbieders betrokken bij of hoe vaak ze slachtoffer van zijn deze fraude.

Kan ik mijn vermoedens staven met cijfers? Nee. Ik betwijfel zelfs, of deze cijfers er zijn, maar, dat zal ik meteen toegeven, ik heb er ook niet actief naar gezocht, behoudens een beetje googelen. Wat ik wel zeker weet, is dat bemiddelingsbureaus bovengemiddeld vaak een rol spelen in fraude met zorggeld; mijn partner, die voor een gerechtsdeurwaarder werkt, houdt zich dagelijks met dit soort zaken bezig.

Ik ben ervan overtuigd dat juist kleine zorgveraanbieders hun zorg nog vaak uit enige ideele motieven aanbieden. In het 8-uurjournaal dat ik zojuist aanhaalde, ging het bijvoorbeeld over een echtpaar dat geestelijk gehandicapten een logeeradres bood, om hun vaste verzorgers een dagje te ontlasten. Kleinschalig, zonder grote kosten. Een nobel, en nodig, streven.


Daarom denk ik, dat het een slechte zaak is dat juist deze kleine initiatieven met sluiting worden bedreigd. Een lange aanloop, die mij brengt op mijn uiteindelijke punt. Ik denk namelijk, dat bij het opstellen van deze wet, ook de wetgever allang wist dat aan de wet door kleine zorgaanbieders niet te voldoen was. Ik denk, dat zorgverzekeraars bij het opstellen van de wet een grote vinger in de pap hebben gehad. Zij hebben immers expertise, en geld, en invloed. Ik denk, dat het opleggen van draconische bureaucratie zelfs aan kleine zorgaanbieders een bewuste keuze is geweest, die op instigatie van de zorgverzekeraars in de wet is opgenomen. Waarom? Omdat dat dan alleen grote zorginstellingen overblijven, met wie het makkelijk onderhandelen is. Want het mag formeel zo zijn, dat een zorgverzekeraar geen eigenaar kan zijn van de zorginstellingen van wie het de zorg vergoedt, in de praktijk werkt dat natuurlijk niet zo. Zorgverzekeraars hebben zorginstellingen, van huisartsen tot ziekenhuizen, aan een touwtje. Wordt een behandeling niet vergoed, kan een arts of verpleger of verzorger zijn werk niet meer doen, en moet een zorginstelling sluiten. Het is vanuit een dergelijke machtspositie voor een zorgverzekeraar makkelijk 'onderhandelen'. Het wegsaneren van kleine zorgaanbieders levert zorgverzekeraars direct meer geld op, want ze hoeven minder marionetten te bespelen, en de marionetten die ze nog hebben, zijn nog meer direct van hun grillen afhankelijk, omdat het over veel grotere bedragen gaat.

Anders gezegd: eigenlijk is het een ordinaire bezuinigingsmaatregel, door zorgverzekeraars slim gespeeld. Het levert hen gewoon meer winst op. En winst en zorg staan helaas haaks op elkaar.