24 juli 2014

Rouw

Vandaag was een Dag van Nationale Rouw. Ik heb mijn profielfoto op Facebook niet veranderd in een zwart vierkant, geknakte zwarte bloem of zwart lintje. Sterker, ik heb Facebook twee dagen uitgezet. Omdat ik mij onprettig voel bij al die 'steunbetuigingen'. Met bijna 200 slachtoffers kent vrijwel iedereen wel iemand die iemand kent die is omgekomen. Ook ik. Dat is erg. En een kwestie van statistiek. Voor de daadwerkelijke nabestaanden is het echt verschrikkelijk.

Helpt het de nabestaanden als ik mijn profielfoto wijzig? Zal dat de daders een lesje leren? Natuurlijk niet. Mijns inziens is het een tamelijk gratuite manier om je medeleven te betonen. Ik ben geneigd het woord 'leedporno' te gebruiken. Bij deze. Ik heb gewacht tot na deze dag om dat te zeggen.

Als ik mij verplaats in iemand die een naaste heeft verloren, of beter gezegd: als ik mij probeer te verplaatsen in iemand die een naaste heeft verloren, zou ik mij dan beter voelen als wildvreemden hun profielplaatje wijzigden? Als iemand goed of slecht geformuleerde steunbetuigingen zou posten? Ik spreek voor mijzelf, maar ik zou er weinig steun aan beleven. Het verdriet om het verlies van een dierbare zou overheersen, het zou me weinig interesseren dat wildvreemden hun medeleven betuigden op Facebook. Zij kenden die dierbare niet, dus voor wie spreken ze die steun nu echt uit?

Ik geloof in goedheid van mensen. Ik geloof ook, dat veel mensen oprecht zijn geschokt door deze ramp. Ik constateer dat veel mensen Facebook willen gebruiken om daar uiting aan te geven. Ik betwijfel of Facebook daar de plek voor is. Een algemene post of actie, bedoeld voor of gericht aan een groep mensen die je niet, of via-via kent, het is toch een soort 'selfie'. Vind ik.

11 juli 2014

Schommelen

Ik was vandaag in een park in Den Haag. Geen groot park. Sterker, weinigen kennen dit park. Het heeft ook een verschrikkelijke naam. 'Sunny Court'. Een naam die je geen enkel park gunt. Als ik een park was, zou ik mij beschaamd terugtrekken tussen de huizen, en mij verbergen achter een poortje. Dat is ook precies wat Sunny Court is.

Terwijl het vroeger een belangwekkende plek was, waar de stoomtram langskwam. Tegenwoordig is het een minuscuul parkje, met een speeltuintje, waar bakfietsmoeders en -vaders hun kinderen uitlaten. Die hebben ADHD, of autisme, en zijn zonder uitzondering hoogbegaafd. En ze waren met vele, op deze zonnige donderdagmiddag. Ik had zojuist te dure maar lekkere kaas, en te duur maar lekker brood en whisky-in-de-aanbieding gekocht, en vierde dat met een sjekkie in het park.

Als grijzende langharige met een baard van teveel weken en een FNV-actieshirt -puur toeval- aan, werd ik gereserveerd aangekeken. Mijn uiterst degelijke schoenen met stalen neuzen konden zich in prijs niet meten met het schoeisel van de upper-middle-class ouders die ik trof, maar dat waren dan ook design-sandalen van glutenvrij lijngevangen kalfsleer. Daar sta je dan. Of beter gezegd, daar zit je dan, want een sjekkie roken in de zon is het fijnst als je zit, terwijl je cloud-dingen doet met je telefoon (geen iPhone, daar ga je al).

Ik had uitzicht op de schommels. Een klein kereltje, ik schatte hem een jaar of vier, hing lamlendig aan de twee kettingen die kindvriendelijk aan het zitje bevestigd waren. En hij had een vraag. Wat ik kwam doen. Dus ik legde hem uit dat ik boodschappen aan het doen was. Dat was ook zo, alhoewel mijn sjekkie op dat moment prioriteit had. Om dat te maskeren las ik hem mijn half-afgewerkte boodschappenlijstje voor, maar al na het derde artikel ('keukenrol') was ik hem kwijt. ADHD, vermoed ik.

En hij stond daar maar zo'n beetje, met die schommelkettingen in zijn hand, het zitje van de schommel net te hoog. 'Wil je schommelen?', vroeg ik. 'Ja', zei hij. 'Zal ik je even helpen?', vroeg ik. (vertwijfeld) 'Ja', zei hij. Dus ik stond op en hees het ventje op het zitje. En trok de schommel naar achter, want zonder momentum is schommelen best saai. Hij plofte er meteen van af, plop, stond 'ie, op de grond, zitje in zijn rug. 'Je moet wel blijven zitten', opperde ik. 'Ja?', zei het ventje. Ik had niet de indruk dat hij me begreep, maar na enig gehannes zat hij weer. Ik gaf hem een zwiepje. Hij schommelde. Dat wil zeggen, hij ging zachtjes heen en weer.

Ik dacht terug aan mijn eigen jeugd. Het zwembad waar ik als kind vaak kwam had ook schommels. Toen woonde ik op Curacao. Helemaal van metaal, loeischerp, en we namen water mee uit het zwembad om de zitjes af te koelen, anders verbrandde je levend. Dan probeerden we vol overgave, of we klokje rond konden schommelen. Dat lukte natuurlijk nooit, maar het was beslist spectaculair.

Daar stond ik, ruim dertig jaar later, een of ander nieuwetijds-watje dat ik niet kende een mietjes-duwtje te geven. En ik voelde me ongemakkelijk. 'Staan hier camera's?', vroeg ik me af. 'Wat als ze me oppakken voor pedofilie?'

En het ergste was, ik voelde me oprecht ongemakkelijk. Ja, kinderen, die moeten we vooral beschermen. Tot ze geen kans meer hebben nog kind te kunnen zijn. Lief watje, je kent me niet, en ik heb aan je gezeten. Ik hoop dat je het leuk vond.