19 maart 2009

Kwaad

Nu ik toch lekker aan het fulmineren ben, wilde ik het ook even hebben over Het Kwaad. En poneer ik meteen even de stelling dat religie de bron is van alle kwaad.

Dat moet ik natuurlijk wel even toelichten. Welnu, ik wil eerst even vaststellen dat God niet bestaat. Of althans, dat ik niet geloof dat er een god bestaat.

Hoe komen wij mensen aan ons intrinsieke gevoel voor goed en kwaad? Aangezien er geen god bestaat, kan het onmogelijk zo zijn dat wat goed is en wat kwaad door hem (of haar) wordt bepaald. Het is ook helemaal niet nodig om een god uit de hoge hoed te toveren om ons gevoel voor goed en kwaad te verklaren. Laat ik mijn visie hier kort schertsen.

In den beginne hadden diersoorten, die zich later hebben ontwikkeld tot, onder andere, de soort mens, geen bewustzijn. In elk geval niet aantoonbaar. Zij hadden dus geen weet van goed en kwaad. Zij stonden echter, net als alle andere organismen, natuurlijk wel onder invloed van hun omgeving. Sommige elementen in die omgeving waren 'goed' voor ze, die elementen verhoogden hun kans op overleving en voortplanting. Andere elementen waren schadelijk. Die elementen waren er gewoon. Als je je ballen brandt aan een hete geiser, is dat ongunstig. Als je een rivier tegenkomt met drinkbaar water, is dat gunstig. Die dieren die dat leerden, overleefden. Diegenen die leerden hoe ze deze kennis aan hun nakomelingen konden doorgeven, gaven hun nageslacht hiermee een voorsprong op kinderen van ouders die hun kennis niet doorgaven. De 'slimme' individuen worden derhalve steeds succesvoller, ten koste van de 'dommen'.

Wanneer ik spreek over 'omgeving', dan bedoel ik daar niet louter stoffelijke invloeden mee, zoals water of voedsel. Veel organismen leven in groepen. Zij staan dus ook onder invloed van elkaar, zij beinvloeden elkaar door hun gedrag. Voor een stabiele sociale groep is het niet handig als één individu alle eten opeist. Of zijn groepsgenoten doodmaakt. Het is wel handig om taken te verdelen, zoals het zoeken van voedsel, of het zorgen voor nakomelingen. Sommige vormen van gedrag zijn 'goed', sommige zijn 'slecht'. Goed en slecht zijn hier geen absloute waarden, ze liggen niet vast; afhankelijk van wisselende omstandigheden kan wat eerst goed was slecht worden, en andersom. Organismen passen zich hieraan aan, niet bewust natuurlijk, maar tengevolge van natuurlijke selectie.

Wel is het zo, dat bepaald gedrag in vrijwel alle gevallen tegen een organisme zal werken. Bijvoorbeeld het vermoorden van je groepsgenoten. Vertoont een individu dat gedrag, dan zal hij of door zijn groepsgenoten verhinderd worden om dit gedrag te vertonen, of hij is zo machtig in de groep dat hij zijn gedrag toch vertoont. Bij sommige apen, waaronder chimpansees, het zijn net mensen, is het bijvoorbeeld helemaal niet ongebruikelijk, dat een nieuw 'alfa'-mannetje alle jongen doodbijt. En toch blijft dit gedrag bestaan. Je moet hier bedenken, dat het voor dit mannetje wel degelijk een succesvolle strategie is, omdat hij daarmee de kans vergroot om zijn eigen genen succesvoller te laten zijn. De moeders van de vermoorde jongen hoeven immers geen tijd meer te besteden aan het grootbrengen van jongen van een andere vader. Ze kunnen al hun tijd besteden aan het werpenn en grootbrengen van de jongen van het alfa-mannetje.

Bij 'ons' mensen werkt dat niet (meer) zo. Waarom niet, dat is een lang verhaal dat te ver voert om hier helemaal uit te werken, maar het komt erop neer dat de geschetste strategie voor mensenmannetjes niet gunstig is. Zoals het vermoorden van je groepsgenoten niet gunstig is, zo zijn er meer vormen van gedrag die algemeen als 'ongunstig' kunnen worden bestempeld. Bijvoorbeeld stelen. Of seks hebben met je broers of zussen. Het ene is sociaal onwenselijk, het andere is biologisch onwenselijk.

Het is wat mij betreft geen toeval, dat wanneer je de 'grondregels' van verschillende religies naast elkaar legt, er een verrassend grote overeenkomst is over wat zij als goed en slecht bestempelen. Dat is toch wel maf nietwaar, al die religies hebben hun eigen god, die almachtig en alwetend is, en al die goden schrijven min of meer hetzelfde recept voor. De reden hiervoor is volgens mij simpel: het zijn ook helemaal geen oordelen van de een of andere hogere macht, maar gewoon basisprincipes en -regels zonder welke een stabiele populatie onmogelijk of dan toch een stuk minder succesvol zou zijn. En natuurlijke selectie is onverbiddelijk - wat succesvol is krijgt de overhand.

Waarom voelen mensen dan die behoefte om een oordeel over goed en kwaad toe te schrijven aan een hogere macht? Waarom hebben ze uberhaupt behoefte aan een hogere macht? Al eerder gaf ik aan dat de mens bewustzijn heeft. Een kenmerk dat ons als diersoort uniek maakt. Wij kunnen over onszelf nadenken. Misschien dat andere dieren het ook kunnen, maar dat weten we (nog) niet. Uit nadenken volgt automatisch onzekerheid. Daarmee bedoel ik niet dat je er onzeker van wordt, maar dat er altijd dingen zullen zijn, die je (nog) niet weet. Het is makkelijk, troostrijk, en verleidelijk, om daar 'for the time being', een pseudo-verklaring voor te verzinnen. Zoals een god.

Eerder gaf ik ook al aan, dat bepaald gedrag, hoewel op het eerste gezicht ongunstig, in bepaalde situaties toch de meest succesvolle strategie kan zijn. Vaak heeft dat te maken met macht. Wie macht heeft over zijn soortgenoten, heeft een grotere kans op voortplantingssucces. Macht is er in allerlei vormen. Fysiek, maar ook mentaal. Bij een mentaal hoog ontwikkelde soort als wij, is mentale macht oneindig veel belangrijker dan fysieke. Een van de manieren om macht over mensen uit te oefenen is om ze bang te maken. Dat kan heel subtiel gaan, en heel onschuldig. Ga even met me mee in een gedachtenexperiment. Stel, je hult je nog in dierenhuiden en je leeft in een grot. Je hebt een aantal kinderen. Die kinderen houd je graag heel, want natuurlijke selectie heeft ervoor gezorgd dat je zo in elkaar zit dat je een beetje voor je kinderen zorgt. Kinderen zijn een grote investering, dus daar ben je zuinig op. Stel nou, zo'n kind kruipt naar de ingang van de grot. Dan zou je als ouder kunnen roepen, dat het voorzichtig moet zijn, omdat het anders weleens zou worden kunnen worden opgegeten door een beer. 'Knowledge is power'. Je gebruikt jouw kennis om een kind te waarschuwen voor gevaar. Als het kind aan je waarschuwing gehoor geeft, heb je dus een vorm van macht uitgeoefend. Je hebt intentioneel het gedrag van het kind willen beinvloeden, en het kind heeft zijn gedrag aangepast.

Voort met ons experiment: we reizen door de tijd en belanden in de moderne tijd. Je woont inmiddels in een stenen huis, koopt je vlees gewoon bij de slager, en je hebt wederom kinderen. Je wilt graag naar het journaal kijken, maar de kinderen lopen te klieren in hun slaapkamer. Dus je loopt naar boven, en je zegt tegen ze dat als ze niet snel gaan slapen, het boze monster onder het bed hun zal komen pakken. En de kinderen kiezen eieren voor hun geld, en gaan slapen. Opnieuw een vorm van het uitoefenen van macht. Met een subtiel verschil: er is natuurlijk geen monster onder het bed. Je beinvloedt hun gedrag door ze bang te maken voor een fictief gevaar. En toch werkt het!

Ik denk, dat religie op exact zo'n zelfde manier is ontstaan. Dat het heel geleidelijk is ontstaan uit (gegronde) angst, voor echte gevaren. Dat door mensen die net even handiger en sluwer waren, op deze angst werd ingespeeld, die die angst gebruikten om macht uit te oefenen. Die angst kweekten voor fictieve gevaren, en zich daarmee een invloedrijker positie binnen de populatie verwierven.

Ik denk, kortom, dat de combinatie van een intrinsieke onzekerheid in het menselijk bewustzijn, gecombineerd met  steeds complexer wordende sociale netwerken, waarin mensen hun competitie voor voedsel en partners, hun competitie om macht dus, meer en meer uitvochten op het mentale vlak, aan de grondslag ligt van het ontstaan van religie.

Net als organismen zijn denkbeelden onderhevig aan een vorm van selectie; ze evolueren. Ideeen ontstaan, net als organismen. Ideeen veranderen, net als organismen. Ideeen worden complexer, net als organismen. Ideeen, en complexen van ideeen, die succesvol zijn, blijven over, en verspreiden zich meer dan ideeen die dat niet zijn. Een idee dat je macht geeft over soortgenoten, is een goed idee. Religie, in die zin (en uitsluitend in die zin), is een goed idee. Het geeft de uitoefenaars ervan (de kerkelijke macht) invloed op de slachtoffers ervan (gelovigen).

Monsters onder het bed bestaan niet. Het is 'iets' waarmee je een kind bang kunt maken, angst voor een onbekend gevaar. Een angst die in ons allen zit ingebakken, sterker nog, zonder welke we niet zouden zijn ontstaan, we zouden aan onvoorzichtigheid ten onder zijn gegaan.

Het Kwaad, zoals dat in religie wordt opgevoerd, is precies hetzelfde als het monster onder het bed. Het bestaat niet. Je kunt niet tot het kwaad vervallen. Het kwaad komt je niet halen als je een fout maakt. Natuurlijk, het kan gebeuren dat je, volgens naar nu geldende sociale maatstaven, (zeer) laakbaar gedrag vertoond. Of dat je slachtoffer wordt van iemand die dat gedrag vetoond. Maar Het Kwaad als entiteit, het bestaat domweg niet. Het is een verzinsel. Het is een middel om mensen bang te maken. Om ze te manipuleren. En, helaas, om ze al dan niet opzettelijk aan te zetten tot de meest vreselijke gruweldaden.

Religie is de bron van alle kwaad.

Geen opmerkingen: