20 december 2008

Kannen

Eerder vandaag zat ik mijn teennagels te bijten, altijd een moment van rust en reflectie. Ik moest denken aan wat ik onlangs meemaakte. Ik ging naar de supermarkt, hier niet ver vandaan. Het is zo'n 'mega' supermarkt, waar je met drie of vier winkelwagens tegelijk kunt binnenbanjeren. Zo niet toen ik er aan kwam. In de ingang stonden een groepje 'van die' jongeren. Het is politiek incorrect om kutmarokkanen te zeggen, maar dat waren het. Geschoren koppen, roken en spugen, ongetwijfeld in het bezit van een al dan niet wederrechtelijk verkregen scooter. Midden in de ingang. Nodeloos te zeggen dat ze in de weg stonden, en dat werd hen door de meer assertieve stadsgenoten ook duidelijk gemaakt. Gelukkig. Het is echter hun repliek die mij aan het denken sloeg. Ze noemden 'kleiers', meer in het bijzonder die van kannen.

Dat is wel frappant vind ik. We leven in 2008. Niettemin zijn er onder ons nog mensen die anderen beschouwen, hoe metaforisch ook, als 'kleiers'. Dat had ik niet direct verwacht. Meer specifiek, ik had niet gedacht dat een allang uitgestorven beroep nog zo lang zou voort bestaan, en dan ook nog in de geesten van jonge mensen wiens intellectuele diepgang niet verder gaat dan de schede van een ster als Rihanna of willekeurig welke andere TMF porno- pardon- popster.

Kannen. Ik bedoel, de oudheid ligt er vol mee. Barstensvol kannen, vol barsten ook. Als fan van 'Tussen kunst en kitsch' weet ik dat ook gebarsten kannen geld waard kunnen zijn. Maar dat is de spreekwoordelijke uitzondering. De meeste kannen zijn waardeloos. Maar iemand heeft ze ooit gemaakt. Dat zal dan die 'kleier' geweest zijn. Dat klinkt plausible niet, iemand die 'kannen' 'kleit'?

Wat mij enigszins verbaasde is, dat makers van aardewerk klaarblijkelijk in zo'n slecht aanzien stonden, of eigenlijk: nog staan. Tenslotte is aardewerk tegenwoordig behoorlijk ouderwets, en wat er is komt uit een fabriek. Wellicht weerspiegelt het feit dat voornoemde mensen nog dachten dat aardewerk 'gekleid' werd iets van hun ontwikkeling.

Hoe dan ook, tot op zekere hoogte kon ik hun argumenten wel volgen. Potten- (en pannen) maken, van klei, is een vieze bezigheid. Er is klei, er is water, er draaien dingen in de rondte, en je moet het met de hand doen. Daar word je vies van.

Wat ik niet snap, is waarom men zo neerkijkt op ambachtelijke werklui die kannen maken. Waarom is dat zoveel minder als schapen fokken? Of couscous hoeden?

Feit is, dat onze mediterrane vrienden bij de supermarkt iedereen die hen aansprak op het feit dat ze hinderlijk waren, begroetten met een vol overtuiging uitgesproken 'vuile kankleier, ik ga je doodmaak'.

Geen opmerkingen: